Artikel over Calliope Tsoupaki’s Odysseus
programmatoelichting
Voor wie graag meer wil weten over Odysseus van Calliope Tsoupaki en Awoiska van der Molen schreef Thea Derks een programmatoelichting.
Sinds 2018 is Calliope Tsoupaki Componist des Vaderlands en in die hoedanigheid schreef zij diverse, gratis downloadbare, composities naar aanleiding van de coronapandemie. Zoals de veelvuldig uitgevoerde solo Thin Air voor willekeurig instrument, waarvoor ze afgelopen zomer de Matthijs Vermeulen Prijs kreeg. In november 2021 draagt zij het stokje over aan haar (nog te bepalen) opvolger.
Hoewel ze compositie studeerde bij Louis Andriessen omarmde Tsoupaki niet diens percussieve, op contrasterende muziekblokken gebaseerde stijl, die als ‘Haagse School’ furore maakte. Zij creëert een eigen taal met elementen uit muzikale tradities van Griekenland en het Midden-Oosten, en uit oude en nieuwe Europese muziek. Ook qua thematiek zoekt zij vaak inspiratie in haar achtergrond, zoals in haar succesvolle Lukas Passie uit 2008 en het Bosch Requiem Liknon, dat ze in 2019 componeerde voor November Music.
Het avondvullende Odysseus is geïnspireerd op het gelijknamige epos van Homerus. ‘Ik heb het diverse malen grondig gelezen’, zegt ze desgevraagd. ‘Bijzonder is de non-lineaire vorm van vertellen. We horen dezelfde verhalen steeds opnieuw, vanuit drie verschillende niveaus: de godenwereld, de mensenwereld en de onderwereld. De grote lijnen kennen we wel, daar hoefde ik me dus niet om te bekommeren: Odysseus gaat op reis en keert na een eindeloze tocht vol tegenslagen terug.’
Tijdens het lezen viel haar op dat de gebeurtenissen altijd uit de tweede hand verteld worden: ‘We zijn nooit ter plekke, daardoor verlies je je besef van tijd. En ondanks al zijn avonturen staat Odysseus eigenlijk gewoon stil, hij is leeg van binnen. Wij zijn daar getuige van, ik noem dat viewing the void. Hij – maar ook zijn bemanning – roept bovendien zijn eigen onheil af door steevast het tegengestelde te doen van wat verstandig is. Tegen beter weten in gaat hij naar de Cycloop; zijn mannen openen ondanks zijn uitdrukkelijke verbod de zak met tegenwinden.’
Tsoupaki ziet hierin een parallel met onze tijd: ‘Al decennia horen we van wetenschappers hoe we een klimaatcrisis kunnen voorkomen, maar we weigeren te luisteren en stevenen moedwillig af op een catastrofe.’ Ze is ervan overtuigd dat de natuur uiteindelijk zal winnen: ‘Ondanks alle menselijk ingrijpen blijven wind, zee, bergen en rotsen al millennia zichzelf, sinds lang voor het ontstaan van ons tijdsbesef. In mijn geestesoor heeft die voorhistorische, kosmische leegte een oerklank. Het is een metalig soort ruis die ons als het ware omhelst en die als een grondtoon door mijn stuk loopt.’
De slagwerker speelt daarom een belangrijke rol in Odysseus: ‘Hij vertegenwoordigt de godenwereld en naast die metalige oerklank creëert hij ook woeste stormen en zachte briesjes. Hij zet de muziek in gang of legt haar stil; in wezen bepaalt hij het lot van Odysseus. Hij staat los van de andere musici en heeft geen ritmische partij, maar geeft het stuk ruimte en adem met zijn gonzende klankschalen.’
Nadrukkelijk heeft ze ook zelf een lineaire structuur vermeden: ‘Mijn stuk heeft weliswaar twee delen, The Journey en The Return, maar ondanks wat vage herkenningspunten ontberen beide een navolgbare lijn. Dat was een spannend vormexperiment. In muziek kun je veel dingen tegelijkertijd zeggen en daar heb ik dankbaar gebruik van gemaakt. Niet in de zin van associaties met het epos van Homerus als “hier horen we de Cycloop”; “nu is hij bij Circe” of wat dan ook; het is abstracter. Verschillende compositorische lagen schuiven voortdurend over elkaar.’
Deze werken als signalen of formules, die ze in gedachten (maar niet in de partituur) namen heeft gegeven: ‘Zoals “The High Song”, een soort klaagzang, of “The Rising Sun”, die verwijst naar het aanbreken van de dag.’ Ze zijn nadrukkelijk niet illustratief bedoeld: ‘De klaagzang is niet gebonden aan één persoon, maar geldt het geheel aan stemmen; ook kunnen er zomaar verschillende zonsopgangen achter elkaar staan. Let wel, het zijn dus geen (leid)motieven, ik heb de verhaalelementen gedeconstrueerd en tot klank gemaakt. Net als in het epos van Homerus moet je uit al die informatie je eigen verhaal destilleren.’
Tijdens het componeren had ze een foto van Awoiska van der Molen van een rots voor ogen: ‘Die rots is heel imposant en roept veel emoties op: gaat hij mij vernietigen of juist beschermen? Tegelijkertijd heeft de afbeelding iets dubbelzinnigs: we kijken ernaar, maar weten niet precies wat we zien, het kan ook iets anders zijn. Het beeld vormt een onlosmakelijk onderdeel van het stuk en wordt tijdens de uitvoering geprojecteerd.’
Van der Molen vult aan: ‘Bij een toevallige ontmoeting vertelde Calliope van een boottocht over een Griekse zee, waarbij ze in het donker de rotsen aan zich voorbij zag glijden. Daarop toonde ik haar een foto van een zinderende Griekse rots, die ik vlak daarvoor met mijn smartphone had gemaakt. Dit beeld raakte haar zo dat ze voorstelde samen te werken. Ik keerde terug naar de bewuste rots en maakte met mijn professionele camera variaties op die eerste foto. Zo ontstond het idee deze via projectie in en over elkaar te laten vloeien.’
Toen Tsoupaki haar eerste muzikale schetsen voorspeelde, zei ze dat ook de zee een belangrijke rol speelt in haar stuk. Dat triggerde Van der Molen: ‘Ik had in mijn archief ook een serie van kolkend zwart water, gefotografeerd bij een Grieks eiland. We besloten een combinatie te maken van het gesteente en het vloeibare wateroppervlak, die in de projecties bewegen en samenkomen.’
Van der Molen benadrukt dat haar beelden geen illustraties vormen bij de muziek: ‘Ik geloof ook niet dat dit kan, maar als kunstenaar zijn Calliope en ik zielsverwanten. Meteen al tijdens onze eerste ontmoeting vonden we elkaar in de intense verbinding met de onzichtbare, maar wel voelbare krachten van de natuur, in dit geval op Griekse grond. Mijn beelden ontstonden vanuit deze lichamelijke ervaring van het zijn in deze natuur en sluiten aan bij Calliopes muzikale verbeelding.’
Zoals Tsoupaki tijdens haar werk de foto’s in gedachten had, hoorde Van der Molen omgekeerd de muziek: ‘Als midibestand weliswaar, maar het inspireerde zeker. Tijdens het luisteren heb ik geprobeerd de beelden te laten ademen, dan wel op haar eigen ritme dan wel met de intensiteit of dwaling van de bewegende en levende Odysseus. Net als Calliope ben ik niet narratief te werk gegaan; de beelden overlappen elkaar, laag over laag. Soms lijken het huiden, dan weer gevoelens of opengescheurde stukken vlees.’
Odysseus vormt het sluitstuk van een trilogie van muziektheatrale stukken zonder zang of dans. In 2010 ontstond Medea, een melodrama zonder stem voor het MAE Ensemble, drie jaar later volgde Narcissus, Play for Music and Scent voor Nieuw Amsterdams Peil. Tsoupaki: ‘Mijn bedoeling is met een (relatief) klein ensemble toch het grootse gevoel van een opera of ballet te realiseren. De dramaturgie zit in mijn muziek.’
Dat vergt veel van de musici, erkent ze: ‘Mijn noten zijn op zich niet moeilijk, maar zij moeten zich helemaal inleven in de introspectieve reis van Odysseus en spelen alsof ze deze ter plekke zelf ondernemen. Idealiter gaat het publiek naar huis met het gevoel Odysseus persoonlijk te hebben leren kennen.’